Gepost op

Executieve functie en autisme

Executieve functieNadat ik in 2012 de  diagnose Asperger kreeg heb ik mij intensief verdiept in wat autisme is en wat dat betekende voor mij als persoon. Natuurlijk omdat ik er zoveel mogelijk over wilde weten maar ook omdat ik hoopte een soort handleiding van mezelf te kunnen maken. Bij het lezen over autisme kwam ik veel tegen over de Theory of Mind. Theory of Mind is in het kort gezegd het vermogen om je in te leven in wat een ander zegt of doet doordat je je in die anders schoenen kan plaatsen. Ik zal hier ook een blog aan wijden. Het verklaarde veel voor mij maar ik bleef toch met veel vragen zitten.

Waarom vind ik zo moeilijk op gang te komen? En ben ik eenmaal op gang gebracht niet meer te stoppen?  Hoe komt het toch dat als ik een vaardigheid heb ontwikkeld ik deze opeens weer kwijt ben als ik er een tijdje niks mee doe? Ik wijtte veel dingen gewoon aan mijn persoonlijkheid. Misschien was ik gewoon lui. Of toch niet zo slim als men dacht. Het blijkt bij autisme altijd moeilijk om te proberen te onderscheiden waar karakter een rol speelt en waar wel degelijk autisme. Bij mij vielen de puzzelstukken pas echt op z’n plek toen ik het begrip executieve functies van het brein tegenkwam.

In deze blog schrijf ik over de executieve functies en wat dit met autisme te maken heeft.

Wat wordt er onder executieve functies verstaan

Onder executieve functies (EF) worden de hogere controlefuncties van de hersenen verstaan. Oftewel de regelfuncties. Het is moeilijk te omschrijven wat de EF precies inhoudt. In het kort komt het er op neer dat de EF het cognitief proces in de hersenen is dat zorgt voor het reguleren, controleren en omgaan met gedachten en gevoelens. EF zijn lastig eenduidig te definiëren. Dit komt doordat zij meerdere verschillende deelfuncties omvatten.

Voorbeeld:
EF worden wel vergeleken met de taken van een ondernemer van een groot bedrijf. De ondernemer moet allereerst in staat zijn om een algemene strategie te volgen om het bedrijf te leiden. Dit kan bijvoorbeeld inhouden: het verhogen van de productie, klanten tevreden stemmen, een goed personeelsbeleid voeren, enzovoort. Ten tweede moet hij relevante nieuwe informatie kunnen benutten om zijn plannen of strategie eventueel te wijzigen of bij te stellen; hij moet zich kortom flexibel kunnen aanpassen aan nieuwe situaties. Van de andere kant moet hij ook op de rem kunnen trappen als blijkt dat acties ongewenste gevolgen kunnen hebben. Ten derde moet hij in staat zijn meerdere taken gelijktijdig uit te voeren, en weten aan welke taken hij eventueel prioriteit moet geven. Ten slotte moet de ondernemer ook over sociale vaardigheden beschikken, en zijn bedrijf naar buiten toe goed kunnen vertegenwoordigen.
bron

Waar spelen de executieve functies in rol in:

  1. Plannen

Plannen houdt onder andere in dat je van te voren in staat bent na te gaan wat je nodig hebt, het formuleren en evalueren van de verschillende opties, daaruit de optie te kiezen dat je brengt tot je doel.

Moeite met plannen kan zich oa uiten in :

  • moeite met activiteiten te voltooien die uit verschillende stappen bestaan zoals: de was doen, huiswerk maken, koken of autorijden.

2. Probleemoplossend  vermogen

Je probleemoplosend vermogen zet je onder andere in voor het identificeren van obstakels om deze vervolgens te overwinnen om je doel te bereiken.

Moeite hebben op dit gebied hebben moeite met:

  • Verschillende oplossingen proberen
  • Van strategie veranderen wanneer er onverwachts iet op je pad komt
  • Het kunnen in zien wanneer er een probleem is
  • Denken in termen van doem en verderf.

3. Verbale redenering

Dit is het kunnen begrijpen, analizeren en kritisch kunnen nadenken over geschreven concepten.

Moeite met verbale redenering uit zich onder andere in :

  • Moeite hebben met begrijpend lezen
  • Mondelinge opdrachten opvolgen
  • Notities maken van gesprekken
  • Samenvattingen geven van een verhaal of een verhaal navertellen

4. Werkgeheugen

Het werkgeheugen is een tijdelijke opslagplaats van taak-relevante informatie in de hersenen. Het speelt vooral een rol bij actieve denkprocessen. Het kan verschillende vormen aannemen, zoals activatie van oude herinneringen (een beeld van een vroegere vakantie) of het vasthouden van meer recente gebeurtenissen, zoals het onthouden van een nieuw telefoonnummer. Ook kan het betrekking hebben op bewerkingen die worden toegepast op de inhoud van het geheugen (denk aan het maken van rekensommen) of het sturen van ons actuele gedrag in complexe situaties (bijvoorbeeld: ik moet rechts afslaan na het derde stoplicht) Bron

Een gebrek hierin uit zich onder andere in moeite hebben met:

  • Multitasken
  • Een tekening maken van iets dat je gezien hebt
  • Stap voor stap instructie goed opvolgen wanneer deze mondeling wordt gegeven.
  • Moeite hebben met wiskunde

5. Aandacht

Het bewust kunnen focussen op een taak of activiteit.

Wanneer je problemen hebt ergens je aandacht vast te houden uit zich dat onder andere in:

  • Je slecht kunnen concentreren, vooral bij taken die je niet interesseren
  • Ergens aan beginnen en vervolgens niet afmaken
  • Het slecht kunnen focussen op 1 ding
  • Op tijd op afspraken komen
  • Prikkels uit je omgeving negeren

6. Remming

Het bewust of onbewust kunnen blokkeen of onderdrukken van een gedachte of activiteit.

Moeite hebben met Remming uit zich onder andere in

  • Tijdens een gesprek niet stoppen met praten, ook al luistert de andere persoon niet meer.
  • Friemelen, stimmen, of veel bewegen
  • Het herhalen van geluiden of woorden
  • Dingen er uit flappen die ongepast zijn in de situatie
  • Moeite hebben op woordn te komen of herrineringen op te halen.

7. Actie nemen

Wanneer je moeite hebt om actie te nemen uit zich dit in ondere andere:

  • Met huiswerk of opdrachten beginnen
  • Een maaltijd bereiden, de was doen, het huishouden doen, naar bed gaan.
  • Je omgeving schoon houden

8. Het monitoren van acties

Dit is de fase waarbij je in de gaten moet houden of een bepaalde activiteit volgens plan verloopt.

Moeite op dit gebied uit zich onder andere door

  • moeite hebben met nieuwe taken leren
  • Bekende taken op eens niet meer uit kunnen voeren onder druk of wanneer je gestrest bent.
  • Bij werk of schoolopdrachten fouten zien.
  • Een taak die je vaker hebt volbracht goed uitvoeren in een nieuwe situatie
  • Verschillende activiteiten op het zelfde moment goed volbrengen

9. Cognitieve flexibiliteit

Cognitieve flexibiliteit zorgt ervoor dat je je aandacht ergens anders toe kan leggen indien een situatie daarom vraagt.

Moeite op dit gebied uit zich in:

  • Moeite met verandering
  • wennen aan nieuwe regels
  • Van gedachten veranderen wanneer je nieuwe informatie over een situatie hebt.
  • Dingen vanuit iemand anders oogpunt kunnen bekijken
  • Stoppen met een activiteit en een nieuwe activiteit beginnen.